Terug naar nieuwsoverzicht

Rondetafeldiscussie brandveiligheid in de zorg: wat gaat goed, wat kan beter?

ls het woord brandveiligheid valt tijdens de rondetafeldiscussie over brandveiligheid in de zorg, zijn de vijf mannen uit de advies-, techniek- en zorgsector niet meer te stoppen. Brandveiligheid in de zorg kan namelijk beter, de regelgeving risicogerichter en de bhv duidelijker. Aan het woord zijn Rob Bergmans (GGZ Rivierduinen), Charles Meijer (Brandweer Nederland), Willem Nater (NATER Gas & Vloeistofsystemen b.v.), Peter Schut (Octaaf Advies) en Gerald Soeters (Rivas Zorggroep).

Brandveiligheid in de zorg heeft de laatste jaren een vlucht genomen. Risicogericht werken is namelijk voor de cliënt veiliger dan regelgestuurd brandveiligheid inrichten. Maar Brandweer Nederland en het bevoegd gezag werken nog te veel regelgestuurd, vertelt Charles Meijer (Brandweer Nederland). “Het bevoegd gezag, de toezichthouders en de zorgsector moeten op gelijke voet verder gaan.” Dit is niet het enige dat beter kan, signaleren Rob Bergmans (GGZ Rivierduinen), Willem Nater (NATER Gas & Vloeistofsystemen b.v.), Peter Schut (Octaaf Advies) en Gerald Soeters (Rivas Zorggroep). Middels een viertal stellingen voeren de vijf mannen een gesprek over brandveiligheid in de zorg onder leiding van Ton de Kort (TDK Tekst). Wat gaat er goed en wat kan er veiliger?

“De Nederlandse zorg kan nog een stúk brandveiliger”

Charles Meijer: “Wat mij betreft kan de Nederlandse zorg niet één, maar twee stukken brandveiliger. Om de huidige status te verbeteren, zetten we nieuwe systemen en technieken in. Maar we zijn niet eens in staat om de huidige situatie te veranderen. Eigenlijk zouden we als eerste stap het brandveiligheidsniveau omhoog moeten brengen met de huidige mogelijkheden. Als tweede stap creëren we meer bewustzijn en zetten we in op gedragsverandering. Die eerste stap is belangrijk, omdat mensen anders iets moeten doen waarvan ze niet weten waarom. Bij die eerste stap hoort ook de wijze van brandveiligheid inrichten door het bevoegd gezag en de zorginstellingen. Het bevoegd gezag controleert nog teveel op regelgerichte wijze op het Bouwbesluit. Terwijl de zorg steeds meer risicogericht werkt. Als deze ontwikkelingen geen gelijke tred houden, krijg je een situatie waar de zorg risicogericht werkt en het bevoegd gezag met vinklijstjes controleert. De brandweer wordt door de gemeente nog steeds afgerekend op lijstjes en niet op kwaliteit. Dat draagt niet bij aan de implementatie van risicogericht toezicht.”

Peter Schut: “Ja, maar tegen welke prijs? Het programma De Zorg Brandveilig daagt zorgorganisaties uit om een ambitieniveau uit te spreken. Eigenlijk door te vragen hoeveel (dodelijke) slachtoffers een organisatie accepteert. Van daaruit denken we na over hoe brandveilig de organisatie dan moet zijn. Deze vraag maakt brandveiligheid beeldend. Op het moment dat je deze vraag stelt aan de bestuurder en hij antwoordt ‘wij hebben alle vergunningen en voldoen aan alle regels’, kan het doel alsnog vaak niet worden behaald. Meestal komen bestuurders dan met het antwoord ‘wij accepteren maximaal één dode en twee als het gaat om een stel in bijvoorbeeld een tweepersoons appartement’. De gedachte is dat het slachtoffer valt in de ontstaansruimte van de brand en niet daarbuiten. Als de bestuurder dit op papier durft te zetten, heeft hij lef. Dat juich ik toe, want we moeten hierover transparanter zijn. We kunnen ontzettend veel investeren en alles brandpreventief maken, maar hoeveel gaat dit kosten en wat gaat het Nederland opleveren? Het moet gaan om een investering die loont.”

“Ik wil pleiten voor doelvoorschriften, en een vergoeding van risico gerichte brandveiligheidsmaatregelen via de WMO”

Willem Nater: “Ik wil het niet alleen hebben over het aantal slachtoffers, maar ook over de kwaliteit van de slachtoffers. Als er voorspelbare slachtoffers vallen – zoals iemand met brandgaten in kleding en meubels, wil ik dat absoluut niet accepteren. Die kun je namelijk goed afvangen met risicogerichte maatregelen. Maar onvoorspelbare slachtoffers heb je niet voldoende in de hand. Daarbij merk ik dat Nederland werkt met middelvoorschriften en geen doelvoorschriften. We moeten het nu doen met het instrumentarium van honderd jaar geleden, terwijl de brandbestrijdingsmiddelen verbeteren en de maatschappij en de zorg complexer worden. Ik wil pleiten voor doelvoorschriften, en een vergoeding van risico gerichte brandveiligheidsmaatregelen via de WMO.”

“Het is niet realistisch om te streven naar absolute brandveiligheid”

Peter Schut: “Natuurlijk kunnen we nooit naar absolute brandveiligheid. Maar de meeste slachtoffers vallen op dit moment in een extramurale setting en niet zozeer intramuraal. De slachtoffers wonen bij jou en mij om de hoek, en wij hebben geen grip op wat er achter de voordeur afspeelt.”

Gerald Soeters: “Als technische dienst van Rivas komen we niet in de extramurale setting bij mensen thuis. Dat is privé. Uiteraard stelt de thuiszorgmedewerker veiligheidsvragen; ook vanwege haar eigen veiligheid. Intramuraal pakken we alles standaard aan en de zorg is getraind om actie te ondernemen bij brand. Vaak is techniek de aanleiding tot brand. Zelf proberen we uiteraard de techniek in topconditie te houden, maar bewoners nemen ook techniek mee. Daar hebben wij weinig zicht op en deze techniek is dus een risico. Sinds ik bij deze organisatie werk, is er veel geïnvesteerd vanuit bewustwording. We mogen geld uitgeven aan brandveiligheid, maar de grens is wet- en regelgeving. Wij kunnen dan ook niet garanderen dat er geen slachtoffers vallen bij brand. We leven immers niet in een kaal betonnen gebouw, maar in een huis waar we het gezellig in willen hebben. Maar de stelregel is dat er geen brandende kaarsen in huis komen. Ook niet als bewoners een kaarsje willen branden voor een tante. Absolute brandveiligheid is niet realistisch, maar met bewustwording en preventie kun je het aantal slachtoffers wel minderen.” 

“Stelregel is dat er geen brandende kaarsen in huis komen”

Rob Bergmans: “In 2011 hebben wij een brandincident gehad. Hier vielen doden, terwijl wij veel geld hadden geïnvesteerd om te voldoen aan de wet- en regelgeving. De brand heeft een grote impact gehad, zowel binnen als buiten de instelling. Juist door niet in de verdediging te schieten, niet te zoeken naar schuldigen en realistisch te zijn over veiligheid, proberen we het vertrouwen terug te winnen. Ook hebben wij laten weten ervan te willen leren. Wat wij van te voren kunnen inschatten, zullen wij ook aan de voorkant waarborgen. Maar er is altijd een restrisico. Als wij moeten ontruimen, kunnen er onverwachte situaties ontstaan. Een deur die dicht zit, of een onvoorspelbare reactie die psychiatrische cliënten kunnen geven. De zorg trainen we daarom zoveel mogelijk op onverwachte situaties. Je kunt allerlei scenario’s bedenken, maar de praktijk is veel weerbarstiger. Iedereen moet kunnen improviseren en zelf nadenken tijdens een ontruiming.”

“Alle medewerkers moeten handelend optreden bij brand in plaats van alleen bhv”

Rob Bergmans: “Ik vind dat iedereen handelend moet optreden bij brand door zijn bezoek, klant of cliënt mee te nemen naar buiten. Maar blussen? Ik denk niet dat iedereen dat moet kunnen. Alle verpleegkundigen zijn opgeleid tot bhv’er. Ook hebben wij ploegleiders en hoofd bhv’ers. In tijden van een calamiteit geven zij leiding aan het proces. Om de ontruimingsoefeningen goed te laten verlopen, doen wij ongeveer tachtig tot negentig keer per jaar een oefening. Aan deze oefeningen hebben wij prestatie-eisen gekoppeld waaraan de oefening moet voldoen. Als we deze prestatie-eisen niet halen, moeten we activiteiten organiseren om de prestatie de volgende keer wel te halen. Vanuit de veiligheidsregio komen geen initiatieven om gezamenlijk te oefenen. Waarom niet? Dat is twee vliegen in één klap: wij oefenen en de brandweer oefent. Beiden leren het gebouw beter kennen.” 

“Vanuit de veiligheidsregio komen geen initiatieven om gezamenlijk te oefenen. Waarom niet?”

Charles Meijer: “Of de brandweer bij instellingen oefent, hangt af van de plaatselijke brandweer. In kleinere kernen maakt de brandweer meer deel uit van de bevolking dan in grootstedelijke kernen. Het Bouwbesluit is vaag over de inrichting van een interne hulpverleningsorganisatie. Dat maakt het tot een weerbarstig geheel. Oefenen in een instelling is sowieso al een meerwaarde. Daarbij moet wel gesteld worden dat de huidige BHV-opleidingen ook best eens tegen het licht gehouden kunnen worden. Zo bestaat er een instructie die stelt ‘volg de aanwijzingen van de bhv op’. Het gevolg is dat mensen gaan wachten op de bhv in het gebouw. Eigenlijk moet iedereen zó opgeleid worden dat er sprake is van eigen zelfredzaamheid binnen zijn afdeling en zo snel mogelijk de patiënten naar een veilige plaats brengen, zonder eerst op aanwijzingen van de bhv’er te gaan wachten.”

Peter Schut: “Ontruimen hoeft niet moeilijk te zijn als je de juiste randvoorwaarden hebt. Je krijgt een melding dat er brand is in een ruimte: ga erheen, doe je ding – cliënt eruit en deur dicht – en ga daarna naar de verzamelplek. Maar dit is soms te simpel voor woorden. Er zit een markt van 600 miljoen euro omheen.”

“Brandveiligheid vraagt om maatwerk, omdat iedere bewoner uniek is”

Willem Nater: “Ik ben niet alleen van de hardware, maar ook van de methode. Je geeft zorg op maat, en dus ook brandveiligheid op maat. Doe aan preventie zonder de illusie dat je hiermee alle risico’s afdekt. Want dat is niet zo. Doordat besturen zich vaak beroepen op, en beperken tot, de verplichtingen uit de wet is de wet nu meer een blok aan het been, omdat het daarin geen risicogerichte – en dus maatwerkgerichte – regels zijn opgenomen.”

“Bij opname wordt iedere cliënt ingeschat op brandonveilig gedrag”

Gerald Soeters: “Brandveiligheid is maar een klein deel van de zorg. Maar wel een deel. Bij Rivas proberen wij altijd meer te doen dan alleen ‘voldoen aan de regels’. Aan familie laten we ook weten wat we voor de bewoner hebben gedaan. Maar verder spreken we vooral op cosmetisch niveau: ‘nieuwe installatie, mooie vloer en zonnepanelen’. Dat valt een bezoeker op, maar brandveiligheid valt hen niet op.”

Rob Bergmans: “Bij opname wordt iedere cliënt ingeschat op brandonveilig gedrag en worden er, indien nodig, passende maatregelen getroffen om de juiste bescherming te bieden. De onvoorspelbaarheid van gedrag maakt het lastig. Daarom sturen we erop dat verpleegkundigen brandonveilig gedrag kunnen signaleren en daarop actie ondernemen.” 

[bron: Brandveilig.com]
Deel dit bericht